Wie kent nou niet het puttertje? Is het niet door het schilderij “Het puttertje” (1654) van Carel Fabritius, dan is het wel door de roman “Het puttertje” (2013) van Donna Tartt.
De PUTTER was vroeger, en helaas ook nu nog, een populaire kooivogel. Een tamme putter kun je namelijk trucjes leren. Een populair trucje is het putten van water met een heel klein emmertje. Wellicht heeft hij daaraan zijn naam “putter” te danken. Een betere naam is echter “distelvink”, want de zaden van distels vormen zijn belangrijkste voer. Met zijn lange, puntige snavel peutert hij de diepliggende zaden uit de distel. Maar hij is ook dol op de zaden van paardenbloemen en kaardenbollen. Omdat al die zaden veel in het Land van Ooij aanwezig zijn, kun je de putter hier vaak zien en horen. Het is een kleurrijke vogel, die als hij niet aan het eten is, aan een stuk door kwettert. Als hij wegvliegt kun je hem goed herkennen aan de gele streep op zijn vleugels. Hij is het hele jaar aanwezig. De broedtijd is van begin april tot in augustus. De putter maakt een nest in een struik of een boom. De jongen krijgen in het begin uitsluitend insecten te eten, vanwege de eiwitten die zij voor hun groei nodig hebben. ‘s Winters kun je grote groepen putters in de ruige uiterwaarden zien rondzwermen.