Kneu

De KNEU is een vogeltje dat regelmatig het Land van Ooij aandoet. Kleine groepjes kneuen vliegen al kwetterend over de tuin en landen soms even in een boom of struik. Maar ze blijven nooit lang. Ze lijken altijd haast te hebben. Het is een zaadeter (met een dikke snavel dus), die in principe het hele jaar hier voorkomt. De Nederlandse kneuen trekken na de broedtijd naar Zuid-Spanje en Marokko. Het gat wordt meteen opgevuld door kneuen uit Scandinavië. Maar als het hier te koud wordt, trekken de meeste daarvan verder naar het zuiden. ‘s Winters vormen kneuen met andere zaadetende vogels (vinken en gorzen) grote groepen. Zo gaan ze gezamenlijk op zoek naar voedsel, dat ‘s winters veel schaarser is dan in de rest van het jaar. De kneu is overwegend kastanjebruin en grijs van kleur. Maar in de broedtijd heeft het mannetje een prachtige karmijnrode borst en een kleine karmijnrode baret. Daarom wordt hij in sommige streken “robijntje” genoemd. Het is een vogel die zich thuis voelt in het ouderwetse, kleinschalige boerenland (met bomen, kruidenvegetaties, heggen en bosjes). Door de schaalvergroting en de verschraling van het agrarisch gebied is het aantal broedparen in Nederland helaas flink gedaald.

https://www.youtube.com/watch?v=ifD-fAEdNDo