Vandaag aandacht voor de andere Afrikaganger die weer terug is: de GRASMUS. Deze insecteneter houdt zich graag op in dicht struikgewas, maar om te zingen zoekt het mannetje vaak een hogere uitkijkpost op. Sinds vorige week zingt er een in de bomen bij de vijver in het Land van Ooij. Verwacht geen melodieus lied van deze zanger. Het lijkt meer op een krassende plaat. Ik noem hem dan ook wel eens de krasmus. Maar het is een opvallende zang, die je nu op veel plaatsen in de Ooijpolder kunt horen. Het mannetje is in deze tijd erg opgewonden. Om extra aandacht van de vrouwtjes te trekken, maakt hij af en toe zelfs een korte zangvlucht. Ook bij deze soort maakt het mannetje een paar nesten waaruit het vrouwtje kan kiezen. Als het vrouwtje niet tevreden is over de aangeboden nesten, maakt ze alsnog zelf een nest. Meestal worden er twee legsels uitgebroed. De ouders wisselen elkaar af bij het broeden en het voeden van de jongen. En als de jongen het nest verlaten hebben, worden ze nog 2 tot 3 weken door beide ouders gevoed. Bij het tweede legsel doet het mannetje daar niet meer aan mee.
De grasmus overwintert in Afrika, ten zuiden van de Sahara. Na een grote droogte in het overwinteringsgebied in 1968 daalde het aantal grasmussen in Nederland met 70%. Het aantal grasmussen in Nederland neemt nog elk jaar toe, maar is nog niet op het niveau van voor 1968.