Het mannetje van de schorskever knaagt onder de schors een korte gang met op het einde een paarkamer. Na de paring knagen de vrouwtjes gangen in tegengestelde richtingen . Deze gangen zijn door luchtgaten verbonden met de buitenwereld. Vanuit de moedergangen vreten de larven zich een weg tussen de schors en bast. Na de verpopping vreet de kever zich naar buiten.